Zittend op het bankje, waar de laatste waterdruppels glinsteren als diamanten op het donkere hout, voel ik de frisse kilte van de net verdwenen bui. Aan de overkant van het water grazen de witte koeien in de weide, hun lichamen bewegen in een ritmische, oeroude cadans die rust uitstraalt. Hun staarten zwiepen kalm heen en weer om de vliegen weg te jagen, een bijna lui gebaar in de warme, vochtige lucht die de aarde omhelst.
De witte waterleliebloemen, delicate bloemblaadjes ontvouwd in een stil protest tegen de zwaartekracht, staan net boven de waterspiegel tussen hun eigen bladeren, spiegeltjes van serene schoonheid op het donkere wateroppervlak. Boven mij ontvouwt de lucht een goddelijk schouwspel, voortdurend afgewisseld door de dans van de wolken en het stralende licht van de zon. Het lijkt als een dans en tegelijkertijd een gevecht, een symfonie van tegenstellingen die de essentie van het bestaan raakt, waar alles en iedereen mag zijn.
De wind trekt aan en blaast hard, en laat de takken van de oude treurwilg heen en weer zwiepen aan mijn zijde, een zachte, aanhoudende fluistering die verhalen lijkt te vertellen van lang vervlogen tijden. Na de regen hangt er nog die diepe, aardse, frisse geur van gras en het heldere water voor mij, die de longen vult en de geest zuivert. Mijn blik valt op het water en ik zie niet alleen de bodem, maar ook een volmaakte spiegeling van de lucht en de wolken daarin, een beeld dat de werkelijkheid verdubbelt en mijn blik naar binnen keert.
Diezelfde oude treurwilg, met zijn lange takken die tot in het water reiken, is bijzonder mooi; een majestueuze, bijna wijze aanwezigheid die de tand des tijds heeft doorstaan. En aan mijn andere zijde staat die indrukwekkende boom met zes stammen, die mijn fantasie prikkelt en mij doet denken aan een zeskoppige draak, een mythisch wezen dat waakt over de geheimen van dit stille water.
Mijn gedachten zijn nu volledig hier op het bankje aan het water, zwevend tussen de zichtbare wereld en de onzichtbare diepten van mijn eigen ziel. Soms realiseer ik me dat je niet meer nodig hebt dan de pure voorstelling van de natuur om je heen – de wind, de zon, en de onuitgesproken taal van de elementen. Met mezelf, een notitieboek en een pen: dit alles vormt mijn innerlijke rust, een anker in de vluchtigheid van het bestaan, waar de stilte spreekt en de tijd oplost in de pure essentie van het moment, een tijdloos gevoel dat de natuur ook mijn thuis is.
Water spiegelt lucht
Bomen fluist’ren zacht mee
Ziel vindt diepe rust
